4. Toepassingen in de Nederlandse situatie
Ik kom dan uit bij een verkennende belichting van de coronacrisis vanuit de SLK.
De coronacrisis roept op allerlei niveaus vragen op, ook voor wie geen complotdenker is. Zo is het een crisis die qua omvang alleen mogelijk is geworden als neveneffect van de globalisering. Hoe zou een uitbraak in China anders kunnen leiden tot een lockdown in Nederland? Onze respons op de crisis is echter veel minder globaal: die is eerder nationaal, en een klein beetje Europees. Die respons wordt in de hand gewerkt door het verlies aan geloofwaardigheid van de Wereld Gezondheidsorganisatie WHO, waardoor landen op zichzelf zijn teruggeworpen. De Europese Unie, vervolgens, is meer ingesteld economische en financiële samenwerking dan op coördinatie van systemen voor gezondheidszorg. De gevolgen bleven niet uit. Zweden deed bij de eerste uitbraak in Europa in eerste instantie helemaal niets vanuit de overheid, en vertrouwde dus, positief gesteld, op de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. In Nederland reageerde premier Rutte bij die eerste uitbraak in eerste instantie lacherig op het virus en koos vervolgens als strategie voor een continu beroep op de individuele verantwoordelijkheid van de Nederlanders. De Franse president Macron daarentegen verklaarde het virus meteen de oorlog. De Duitse bondskanselier Merkel liet op haar een soort tussenweg zien: zij communiceerde over de ernst van de situatie, verwees continu naar de gevolgen van corona in de persoonlijke levenssfeer., en schroomde niet de Duitse deelstaten tot ingrijpende maatregelen te stimuleren. Internationaal blijken er dus grote verschillen te bestaan in de politieke respons op de coronacrisis.
4.1 Vormen van proportionaliteit
In Nederland zien we, in mijn waarneming, verschillende fases in de respons op de coronacrisis. Nadat de ernst van de situatie was doorgedrongen stond in de eerste fase de urgentie van de bestrijding van het virus centraal. Door de aanvankelijk slechte communicatie van de overheid werd pas vrij laat duidelijk gemaakt dat de bestrijding van het coronavirus de reguliere gezondheidszorg ernstig onder druk zet. Daarmee ontstond vrijwel direct een ethische kwestie, namelijk die van de proportionaliteit van de Covid-zorg. Later kwamen daar vragen bij rond de proportionaliteit van Covidbeleid ten opzichte van de sociale economie, en vragen rond de proportionaliteit van de maatregelen voor specifieke groepen in de samenleving; leeftijdsgroepen zoals kwetsbare ouderen of juist puberende en studerende jongeren, maar ook sectoren als de horeca. Steeds is er de echo van de vraag naar proportionaliteit. Al deze vormen van proportionaliteitsproblematiek raken aan. Die proportionaliteitsvragen zijn tezamen een van de gestalten van de vraag naar gerechtigheid.
4.2 Over rechten en plichten in tijden van corona
In tijden van corona zien we de overheid zoeken naar legitimiteit op dubbele wijze: naar democratische legitimiteit – steun van de Tweede Kamer voor maatregelen- en naar een wettelijke basis voorbij de politieverordeningen. Tegelijk zien we dat de overheid hiermee de burger niet voldoende overtuigt en motiveert. Het is een kenmerkend probleem van de legalistische benadering van implementatie van overheidsbeleid: men schrijft de wet voor maar overtuigt niet. In Nederland wordt de overtuigingskracht van het legalisme nog verzwakt doordat Nederlanders – bijvoorbeeld in het verkeer – wetten en voorschriften eerder als adviezen zien die ze op grond van hun vrijheid in onze grofmazige cultuur naast zich neer kunnen leggen. De adviserende toon van de overheid lijkt wel bij de grofmazige cultuur aan te sluiten, maar haar communicatie is in feite vlees noch vis: geen wetgeving met handhaafbare maatregelen en geen op expertise gebaseerde morele motivatie; die laatste kan zij immers niet geven omdat ze geen zedenmeester is.
Wie overtuigen en motiveren er wel? Dat zijn medische experts en influencers. Kerken kunnen deze rol ook vervullen, mits zij niet focussen op eigen privileges krachtens het grondrecht vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
4.3 Deugd van de barmhartigheid als basis voor gerechtigheid
Volgens de katholieke sociale leer komt gerechtigheid voort uit barmhartigheid.” Barmhartig is iemand die een barmhartig hart heeft, omdat hij bij het zien van anderen gegrepen wordt door droefheid alsof het om zijn eigen ellende gaat”. Dit zijn woorden van Thomas van Aquino (1224-1274) , een van de filosofische en theologische bronnen van de sociale leer. Thomas stelde ook dat bij God barmhartigheid voorafgaat aan gerechtigheid. Hij zegt zelfs – in een commentaar op de brief van Paulus aan de Efeziërs, dat barmhartigheid in God hoger is dan liefde en hier de wortel van is. Met andere woorden: in den beginnen is er bewogenheid en zorgzame betrokkenheid.
Wie een samenleving hierop inricht, als respons op goddelijke barmhartigheid, komt uit bij een samenleving waarin ook als het menselijke gerechtigheid gaat courante schema’s worden doorbroken. Het gaat niet langer primair om de consequenties van ons handelen, om noodzaak, nut en proportionaliteit. Maar het gaat ook niet meer primair om onze rechten en plichten- het juridische niveau van gerechtigheid wordt ontstegen ten gunste van een basishouding van barmhartigheid en dus van genereuze betrokkenheid. Wie zo kijkt naar de gerechtigheid, beschouwt barmhartigheid dus niet langer als uitzondering op gerechtigheid, maar juist als de basis ervan. Barmhartigheid en gerechtigheid zijn in de sociale leer niet tegen elkaar uit te spelen.
Laten we ter illustratie eens kijken we op basis hiervan over gerechtigheid kunnen zeggen. – die in de sociale leer zowel deugd als waarde is – . Hierbij valt mij het volgende op.
Gerechtigheid als deugd: Vier vormen van gerechtigheid
Allereerst wat betreft gerechtigheid als deugd
De Sociale leer onderscheidt met betrekking tot vier basisvormen van gerechtigheid: de onderlinge gerechtigheid tussen mensen (iustitia commutativa), de verdelende gerechtigheid (iustitia distributiva), de gerechtigheid op juridisch niveau (iustitia legalis), en ten vierde, sinds paus Paulus VI, de proactieve sociale gerechtigheid met het oog op de allerarmsten (iustitia socialis). Hoe staat het met deze vier vormen van gerechtigheid in tijden van corona?
Onderlinge gerechtigheid: iustitia commutativa
In de Nederlandse samenleving valt op dat de iustitia commutiva – het feit dat we elkaar onderling rechtvaardig moeten behandelen- niet of nauwelijks naar voren komt in de coronacrisis. Dat zou namelijk vereisen dat inwoners van Nederland vooral met elkaar, onderling dus, in dialoog en debat gaan over wat zij als burgers onder elkaar rechtvaardig vinden in elkaars en het eigen handelen. Vaak wordt deze vorm van gerechtigheid uitsluitend op ethiek in economische en financiële transacties betrokken – bijvoorbeeld om de ingtegriteit van transacties te vereisen; dat is terecht maar niet exclusief. De onderlinge gerechtigheid omvat in beginsel alle maatschappelijke betrekkingen, ook de zorgzame omgang met elkaar.
Juist het met elkaar spreken over de gerechtigheid in onderlinge betrekkingen gebeurt, vanuit de sociale leer gezien, niet voldoende in onze hyperindividuele samenleving. Mensen kijken wel uit elkaar aan te spreken in normatieve zin. We leven immers in een grofmazige cultuur waarin we wel over waarden en normen in het algemeen spreken maar de invulling ervan aan het individu overlaten. Wat we in deze coronacrisis zien zijn boze demonstranten die deze grofmazige vrijheid opeisen en geen dialoog zoeken – en daarnaast zien we vooral veel afzijdig afwachtende burgers, die die zich als klanten van onze overheid opstellen. Maar zowel in het niet-communicatieve proest als in die afzijdigheid laten burgers in Nederland juist veel ruimte open die precies in de samenleving thuishoort en niet bij de overheid. Want de overheid is in de Nederlandse juridische traditie nu net geen zedenmeester.
Wettelijke gerechtigheid; iustitia legalis
De meeste Nederlanders kijken naar de overheid voor coronabeleid- en stuiten vervolgens op de beperkingen van het tweede aspect van gerechtigheid, de wettelijke gerechtigheid , iustitia legalis. In Nederland heeft het coronabeleid onvoldoende wettelijke basis, en dat geldt ook voor de sancties. Aan sancties ontbreekt de legitimiteit, ook al omdat de toepassing ervan niet in het hele land gelijk is – wat ook de wet schendt. De overheid heeft van haar kant bovendien onvoldoende instrumenten om mensen intrinsiek te motiveren. Het is juist een kenmerk van de open samenleving Wat we zien is een overheid die contre coeur moraal preekt; iets waarvoor ze slecht geëquipeerd is, en ook klaarblijkelijk niet effectief.
Het grondrecht ‘vrijheid van godsdienst en levensovertuiging’ in tijden van corona
Voor het Nederlandse beleid richting religie is een stevige juridische basis, namelijk in artikel 6 Grondwet dat vrijheid van godsdienst en levensovertuiging erkent als grondrecht. Dat houdt niet alleen vrijheid van belijden in – dus vrijheid van geloofsinhoud- maar ook vrijheid van inrichting. Kerken besturen, kortweg zichzelf. Daarom zie je kerken juist wel moreel beraadslagen over maatregelen. De maatregelen die men doorvoert zijn de vrucht van zelfbeperking. Ze passen in de drie principes die de sociale leer van de kerk voorschrijft in het gebruik van grondrechten: a) onze rechten en onze plichten moeten met elkaar in balans zijn; b) onze rechten en plichten moeten in balans zijn ten opzichte van andere individuen en gemeenschappen met grondrechten; en c) alle rechten en plichten moeten worden uitgeoefend met het oog op het bonum commune, het algemeen welzijn. Toepassing van deze drie basisregels in het gebruik van mensenrechten die onderdeel zijn van de sociale leer van de kerk leidt tot compliance van de mainstream kerken. Dat kan prudent zijn in zoverre religies niet in beeld willen lopen als uitzondering. Maar het roept wel de vraag op hoe de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in positieve en cratieve zin dan wel benut wordt.
Verdelende gerechtigheid: iustitia distributiva
De kwestie van de distributieve gerechtigheid brengt ons dicht bij de sociaal-medische dilemma’s. De gezondheidszorg leeft van een andere deugd dan gerechtigheid – en volgens de katholieke sociale leer in zekere zin een hogere, namelijk barmhartigheid. Daarin staat de zorgzame respons op de noodlijdende mens centraal, precies zoals paus Franciscus deze schetst in zijn encycliek Fratelli Tutti. Daarin gaat hij namelijk uitvoerig in op Jezus’ parabel van de barmhartige Samaritaan die hij ziet als voorbeeldig voor de door hem bepleite universele broeder-en zusterschap. Paus Franciscus bepleit de vergeten waarde van de Franse Revolutie, de broederschap- postmodern gezegd: de verbinding.
4.4 Prudentie en volksgezondheid
Mij grote vraag in deze coronacrisis is: hoe staat het in Nederland met de rol van de prudentie ons maatschappelijk en politiek bestel?
Allereerst; wie appelleert er aan de prudentie van de burger? Waarom wacht de burger met aanpassing aan de medische realiteit op een wet van de overheid? We kunnen toch zelf verantwoordelijkheid nemen? In plaats daarvan zien we een individualistisch en onjuist beroep op het geweten van de burger, om zich terig te trekken uit maatschappelijke verantwoordelijkheid en participatie aan de oplossing van de coronaproblematiek als sociaal vraagstuk.
Maar prudentie is meer terreinen aan de orde. De triageproblematiek die in ziekehuizen lijkt te ontstaan is lijkt mij een kwestie die alleen kon op komen door een meerjarig gebrekkig nationaal preventiebeleid en beperkingen in de rampenplannen die bij de start van de crisis golden. Dit is vanuit de SLK gezien een symptoom van gebrekkige prudentie, dus van onvoldoende anticipatie op een dergelijke crisis in de volksgezondheid. Ik kan de details hiervan niet beoordelen, maar dit lijkt mij een thema voor een parlementair onderzoek zoals de Tweede Kamer die wel vaker uitvoert over kwesties die voor de samenleving van vitaal belang zijn.
Daarbij komt dat in de gezondheidszorg in Nederland de ook door de sociale leer bekritiseerde doorgeschoten marktwerking en het hieruit volgende bedrijfsmatig functioneren van zorginstellingen, de publieke kant van de gezondheidszorg – die van de volksgezondheid- naar achter hadden geschoven. Het gevolg is dat we de verantwoordelijke ministers van volksgezondheid resp. Covid ministers voortdurend achter de feiten aan zien lopen – huns ondanks overigens. Ik vermeld dit hier niet als politiek praatje, maar om opnieuw het belang te onderstrepen dat crisisbeleid uit het oogpunt van prudentie iets anders is dan achter de feiten aanlopen.
Dit is ook van toepassing op de gebrekkige waardering van verpleegkundigen en verzorgenden, en het niet bewaken van werklast van artsen: allemaal symptomen dat in de Nederlandse cultuur rond volksgezondheid bewogenheid, betrokkenheid en roeping wel professionaliteit, deskundigheid, vereisen, maar niet op grond van anticiperend vermogen afdoende gehonoreerd worden, en dit terwijl Bijbels gezegd de arbeider zijn loon waard is- ook in de zorg.