1.2.1 Wat zijn de belangrijkste principes van de Sociale Leer van de Kerk?
Dat zijn: het algemeen welzijn; de universele bestemming van goederen; het subsidiariteitsbeginsel; participatie en het solidariteitsbeginsel (de toelichting volgt hieronder) .
Wat houdt het principe van het algemeen welzijn volgens de katholieke sociale leer in?
Het algemeen welzijn is “het totaal van die sociale voorwaarden, waardoor zowel groepen als enkelingen hun eigen volmaaktheid vollediger en vlugger kunnen bereiken” (Compendium, no. 164).
Het algemeen welzijn vloeit voort uit de waardigheid, de eenheid en de gelijkheid van alle mensen. Elk aspect van het sociale leven moet zich richten op het algemeen welzijn om zijn diepste betekenis te kunnen bereiken.
Iedereen is verantwoordelijk voor het algemeen zijn, niet alleen bepaalde personen, bestuursorganen of instellingen.
Ook de overheid moet zich richten op het algemeen welzijn, want het algemeen welzijn is niet minder dan de bestaansreden zelf van het politieke gezag. Dit betekent dus ook dat de overheid zich moet richten op een beginsel dat haar zelf fundeert en overstijgt. Niet de overheid bepaalt de publieke moraal, maar zij wordt – in de katholieke visie – zelf juist ethisch genormeerd door het algemeen welzijn.
Wat houdt het principe van de universele bestemming van goederen volgens de katholieke sociale leer in?
“God heeft de aarde met alles wat daarin is bestemd voor het gebruik van alle mensen en volken, zodat de geschapen goederen in een billijke verdeling aan allen moeten toekomen, onder de schutse van de gerechtigheid, vergezeld van de liefde”(Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, Pastorale Constitutie Gaudium et Spes, 69: AAS 58 (1966), 1090; Compendium no. 171).
De sociale leer van de Kerk erkent de individuele eigendom van goederen. Want door de arbeid maakt de mens een deel van de aarde tot het zijne, het deel dat hij zich met zijn arbeid verworven heeft. Hier ligt de oorsprong van de individuele eigendom (Compendium, no. 176).
De katholieke sociale leer richt zich op het normeren van het gebruik van individuele eigendom. De sociale leer is dus enerzijds tegen communisme als een economisch stelsel dat het recht op particulier eigendom ontkent, maar ook tegen een vorm van kapitalisme dat zich niet bekommert om een billijk universeel gebruik van goederen. Je kut het ook zo zeggen: privébezit is geen doel, maar middel. Het is enkel een instrument voor de bescherming van de universele bestemming van goederen (Compendium 177).Uit die universele bestemming van goederen volgt de voorkeursoptie voor de armen (Compendium, no. 182). In feite is onze omgang met de allerarmsten de maatstaf voor een werkelijk universele bestemming van goederen.
Wat is het subsidiariteitsbeginsel volgens de katholieke sociale leer?
“Evenals datgene, wat de individuen op eigen initiatief en door eigen kracht presteren, hun niet ontnomen en aan de gemeenschap opgedragen mag worden, zo is het ook een onrecht en tegelijk een ernstig nadeel, ja een verstoring van de goede orde, om datgene wat door een kleinere en ondergeschikte gemeenschap gedaan en tot stand gebracht kan worden, naar een grotere en hoger in rangorde staande gemeenschap te verwijzen. Iedere sociale bemoeiing moet, krachtens haar natuur, hulp brengen aan de leden van het sociale lichaam, maar ze nooit vernietigen of opslorpen
Op basis van dit principe moeten alle maatschappijen van een hogere rangorde een houding aannemen van hulp (“subsidium”) – dus van ondersteuning, van bevordering, van ontwikkeling – tegenover maatschappijen van een lagere rangorde” (Compendium 186).
Het subsidiariteitsbeginsel betekent dus dat verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in staten, in samenlevingen en in bedrijven en organisaties moeten worden gesitueerd. Tegelijkertijd betekent dit niet dat er geen ingrijpen van hogere organen mogelijk is, maar dit moet gebaseerd zijn op een houding van hulp. Het is een beginsel dat verschillende bestuurslagen laat scharnieren.
Het subsidiariteitsbeginsel neemt de manier waarop personen zichzelf binden en zichzelf organiseren als uitgangspunt voor de inrichting en besturing van de samenleving.
Het subsidiariteitsbeginsel laat verschillende bestuurlijke niveaus in overheid en samenleving ‘scharnieren’. Het biedt een vitale tussenweg tussen totale – en potentieel totalitaire – overheidsbemoeienis met alle sectoren van de samenleving enerzijds en totale afzijdigheid, onverschilligheid of gebrek aan verantwoordelijkheid anderzijds.
Het is dus niet zozeer een manier om zich onder in de samenleving van de overheid af te schermen, of van hogere niveaus in een organisatie, als wel een scharnierbeginsel dat afstemming tussen niveaus regelt.
Wat is participatie volgens de katholieke sociale leer?
Het subsidiariteitsbeginsel opent door de oriëntatie op lagere bestuurslagen de weg voor participatie van zo veel mogelijk personen in een samenleving of sector daarvan. Participatie is daarom volgens de SLK een beginsel dat voortvloeit uit goede toegepaste subsidiariteit. Zij komt tot uitdrukking in een reeks van activiteiten waarmee de burger, hetzij als individu hetzij in associatie met anderen, hetzij direct hetzij via vertegenwoordiging, bijdraagt tot het culturele, economische, politieke en sociale leven van de gemeenschap van burgers waartoe hij behoort. Participatie is een plicht die bewust door allen moet worden vervuld, met zin voor verantwoordelijkheid en gericht op het algemeen welzijn (Compendium, no. 189).
Wat is het solidariteitsbeginsel volgens de katholieke sociale leer?
De solidariteit is uitdrukking van de intrinsiek sociale natuur van de menselijke persoon, de gelijkwaardigheid van iedereen in waardigheid en rechten en de gemeenschappelijke weg van individuen en volken naar een steeds meer overtuigde eenheid.
Solidariteit is het passende antwoord op de sterke onderlinge afhankelijkheid tussen individuen en de volken.
Solidariteit wordt als gevolg van globalisering nog steeds belangrijker: “(…) het proces van de versnelling van de onderlinge afhankelijkheid tussen de personen en de volken moet samengaan met een gelijkaardig intens engagement op het sociaal-ethische vlak (…)”(Compendium, no. 192).
1.2.2 Wat zijn de belangrijkste waarden van het sociale leven?
Naast de principes zijn er ook waarden in de SLK opgenomen. Dat zijn volgens het Compendium: Waarheid, vrijheid, gerechtigheid en liefde (toelichting volgt weer hieronder).
Wat verstaat de katholieke sociale leer onder waarheid als waarde?
Iedere mens heeft de specifieke plicht zich altijd te keren naar de waarheid, haar te respecteren en van haar op een verantwoordelijke wijze te getuigen.
‘Leven in waarheid’ krijgt een bijzondere betekenis in sociale relaties.
Hoe meer mensen zich inspannen om de sociale problemen op te lossen in overeenstemming met de waarheid, des te meer wenden zij zich af van de willekeur en handelen zij conform de objectieve eisen van de moraliteit.
Het waarheidsbegrip in de sociale leer heeft dus betrekking op oprechte pogingen de werkelijkheid zoals zij is te begrijpen en duiden. Het heeft betrekking op de totale werkelijkheid in al haar aspecten. Het duidt dus allereerst op een openheid voor wetenschappelijke waarheid, ook al erkennen we tegelijk dat alle menselijke kennen van de natuur en de sociale werkelijkheid stukwerk is. Natuurlijk heeft het waarheidsbegrip als waarde ook betrekking op het goed recht van wetenschapsbeoefening. Wat waar is, mag en moet onderzocht worden, natuurlijk met inachtneming van de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van wetenschappers. Ook wetenschapsbeoefening moet bijdragen aan het algemeen welzijn. Zo zag men bij de persconferentie ter gelegenheid van de presentatie van de encycliek LaudatoSi’ in 2015 een atheistische natuurwetenschapper uitleg geven over klimaatverandering- op uitnodiging van paus Franciscus. Niet bang zijn voor wetenschappelijke waarheden hoort bij de geloofshouding.
De maatschappelijke betekenis van waarheid als waarde blijkt bijvoorbeeld uit het bestrijden van vooroordelen, zoals etnocentrisme, racisme, antisemitisme, en misverstanden over andere religies, en de bereidheid om sociaal onwenselijk nieuws niet als fake news te betitelen.
Het is van maatschappelijk belang om met elkaar om te gaan op basis van adequate beelden van elkaars identiteit, bedoelingen, doelen en praktijken.
Waarheid is ook van belang voor het persoon – zijn van alle mensen: zij moeten de waarheid omtrent zichzelf en hun relaties met andere personen zo goed mogelijk kennen om volledig en waarachtig mens te kunnen zijn. Dit stelt eisen aan de cultuur die een veilig klimaat voor het waarachtig zoeken en vinden van waarheid en voor de communicatie erover nodig heeft.
Ook in godsdienstig opzicht heeft ieder mens volgens de katholieke sociale leer het recht en de plicht om in vrijheid de waarheid omtrent God te zoeken.
De Kerk heeft het recht en de plicht de haar geopenbaarde geloofswaarheid toegankelijk te houden door die te verkondigen, aan mensen uit te leggen en te onderrichten, en aldus mensen bij te staan toegang tot de waarheid betreffende God en de menselijke bestemming te vinden.
Wat verstaat de katholieke sociale leer onder vrijheid als waarde?
Aan iedere menselijk persoon komt vrijheid toe: God heeft de vrijheid geschonken als ultiem merkteken van zijn beeld (Compendium, no. 135)
Vrijheid is niet tegengesteld aan de afhankelijkheid van de mens van God als schepsel. De Openbaring leert dat de macht om te bepalen wat goed en kwaad is zeker niet aan de mens toebehoort, maar aan God alleen (Gen. 2,16-17).
De uitoefening van de persoonlijke vrijheid vereist specifieke voorwaarden van economische, sociale, juridische en culturele aard.
Bij de uitoefening van de vrijheid stelt de mens goede daden die constructief zijn voor de persoon en voor de maatschappij, wanneer hij gehoorzaamt aan de waarheid, dat wil zeggen wanneer hij niet veronderstelt dat hij de schepper en de absolute meester is van waarheid of van ethische normen (Compendium, no. 138).
De waarheid omtrent goed en kwaad wordt praktisch en concreet herkend door het oordeel van het geweten, wat leidt tot het opnemen van de verantwoordelijkheid voor het goede dat men gedaan heeft en het kwade dat men bedreven heeft (Compendium, no. 139).
De vrijheid leidt niet tot morele willekeur, omdat waarachtige vrijheid wordt uitgeoefend onder verwijzing naar een natuurlijke morele wet met een universeel karakter, die aan alle wetten en plichten voorafgaat en deze verenigt.
Die ‘natuurlijke zedenwet’ is het licht van het intellect dat ons door God werd ingeblazen. Ze verbindt in de diversiteit van culturen door gemeenschappelijke principes voor te houden (Compendium, no. 141). Die benadering is dus optimistisch gestemd over de menselijke mogelijkhed het goede te kennen en te doen.
De natuurwet wordt niet teniet gedaan door de menselijke zonde.
Vrijheid is een belangrijke waarde, maar ze brengt ook steeds het risico met zich mee, van het verraden van de openheid voor waarheid en menselijke goedheid, en al te dikwijls verkiest ze kwaad en egoïstische opsluiting door zichzelf te verheffen tot de rang van godheid die goed en kwaad schept.
In de samenleving wordt vrijheid gerespecteerd wanneer het toegestaan is aan elk lid van de maatschappij om zijn persoonlijke roeping te realiseren. (Compendium, no. 200).
Wat verstaat de katholieke sociale leer onder gerechtigheid als waarde voor het samenleven?
Gerechtigheid bestaat in de “voortdurende en vaste wil om aan God en de naaste te geven waar ze recht op hebben” (Compendium, no. 201.)
Gerechtigheid is een waarde die samengaat met het beoefenen van de gelijknamige kardinale morele deugd.
De katholieke sociale leer onderscheidt verschillende aspecten van gerechtigheid:
– (a) juridische gerechtigheid, dat wil zeggen: gerechtigheid zoals ze tot uitdrukking komt in wetten, verdragen en regels. Hiervan is volgens de SLK bijzonder belangrijk dat ze niet strijdig mogen zijn met de natuurwet. Dat is spannend in verband met het recht op leven. Dit beinvloedt het denken over moord, de doodstraf, oorlog, en natuurlijk over abortus en euthanasie;
– (b) ruilgerechtigheid (inzake alle onderlinge betrekkingen in de samenleving, ook in zorg en onderwijs, en inzake de ruil van goederen, herstel van schade, en strafrecht);
– © verdelende gerechtigheid: gerechtigheid van evenredige verdeling van de lasten. Dat is een type gerechtigheid dat nu in de zorg aan de orde is in de verhouding tussen Covidpatienten en niet-Covid patienten, en tussen gezondheidsorg en andere sectoren van het samenleven.
– (d) sociale gerechtigheid: gerechtigheid binnen de samenleving, vooral betreffende het opheffen van sociale uitsluiting en hiermee verbonden maatschappelijke verschijnselen zoals armoede, bestrijding van de achterstand in gelijkwaardigheid tussen man en vrouw in de samenleving, bestrijding van racisme. Kenmerkend voor sociale gerechtigheid is de aandacht voor structurele dimensies van problemen en hun oplossingen.
– internationale gerechtigheid, in relatie tot vrede: deze komt onder meer tot uitdrukking in het belang dat de katholieke sociale leer hecht aan het internationaal recht in het algemeen en mensenrechten in het bijzonder; aan versterking van de internationale gemeenschap, en aan ontwikkeling als weg naar vrede.
De katholieke sociale leer hecht veel waarde aan de rechtsstaat als garant voor gerechtigheid in een politieke gemeenschap.
Sedert het tweede Vaticaans Concilie is bijzondere aandacht besteed aan de sociale gerechtigheid en internationale gerechtigheid. Ook de ruime aandacht die door de Kerk wereldwijd wordt besteed aan mensenrechten – aan afzonderlijke mensenrechten en aan het geheel van verdragen hierover – vloeit voort uit het streven naar juridische, sociale en internationale gerechtigheid.
In de katholieke sociale leer wordt ook benadrukt dat ‘ de individuele waarde van de persoon, zijn waardigheid en zijn rechten ernstig worden bedreigd door de wijdverbreide tendens om exclusief de criteria van nut en bezit te hanteren’(Compendium, no. 202).
Wat is het wezen van liefde als sociaal-ethische waarde?
God zelf is liefde, niet alleen in Zijn ‘zijn-voor ons’, maar tot in Zijn diepste wezen. Dit weten we, omdat God zichzelf als Liefde heeft geopenbaard door zich als drie-ene God te kennen te geven. De Vader, de Zoon, en de Heilige Geest hebben met elkaar een liefdesband. Steeds als we een kruisteken slaan, bevestigen we dit geloof.
God heeft zichzelf niet alleen, en zelfs niet op de eerste plaats, geopenbaard in de beslotenheid van de huiskamer en het persoonlijk leven. Hij heeft zich juist in de geschiedenis geopenbaard, en wel in de geschiedenis van het eerste volk van God, de joden. Hij heeft het uit Egypte geleid. Met het joodse volk – als historische en collectieve, groep uitverkorenen, heeft God het oude verbond gesloten en Zij ‘grondwet’ voor het samenleven, de tien geboden, geschonken. In deze zin is openbaring altijd ‘openbaar’ geweest. Ook het optreden van profeten in het oude Israël was openbaar, en had ook betrekking op de toekomst van het gehele volk Israël.
Ook schonk God het volk Israël profeten die het volk bijstonden om Gods woord te verstaan. Ook zij traden in het openbaar op, en legden uit wat Gods liefde voor het volk Israël onder de actuele omstandigheden betekende.
Steeds duidelijker openbaarde God zich in de heilsgeschiedenis van Israël als de God die een voorkeursliefde voor armen, onrechte en uitgesloten mensen heeft. Hij komt voor hen, bevrijdt hen uit slavernij en knechting, en schenkt Israël toekomst.
Ook de openbaring van Liefde als Gods diepste wezen, in Jezus Christus, was openbaar: iedereen kon Christus zien en horen. Zijn boodschap behelsde niet de vrede zoals de wereld die schenkt, maar het koninkrijk van God dat niet van deze wereld is. Jezus ‘ liefdesboodschap was ‘anders’, niet van hier, maar wel bedoeld voor ons: omdat het anders kan zijn, en zal zijn dan nu.
Jezus verkondigde dat God liefde is. In zijn praktijk van gebed, verkondiging, genezing, vergeving, heling en verzoening, liet hij zien hoe groots en ruimhartig Gods liefde is. Hij belichaamde die liefde zelf. In Hem is God immers mens geworden. .
Jezus schonk ons twee geboden: God lief te hebben en onze naaste. Hij verbond de liefde tot God en die tot de naaste met elkaar en typeerde ze als gelijkwaardig.
Dit geeft aan hoe belangrijk liefde tot de naaste in het katholieke geloof is: zij is gefundeerd in liefde van God zelf voor het volk Israël en voor alle andere mensen. Zij is universeel gericht: bedoeld voor en gericht op alle mensen. De liefde die mensen elkaar toedragen is daarom gebaseerd de laatste en diepste waarheid van het geloof, dat God zelf liefde is.
Gods liefde richt zich bij voorkeur op hen die deze het hardste nodig hebben, de zwakkere medemens.
Liefde, in deze zin verstaan, omvat ook gerechtigheid, als deugd, en als waarde. Zonder gerechtigheid is de liefde niet volledig. Gerechtigheid schraagt de liefde, en versterkt haar geloofwaardigheid, maar de liefde op haar beurt draagt de gerechtigheid en overstijgt deze. Liefde is meer dan gerechtigheid – niet minder. Ze inspireert tot gerechtigheid, en ze oriënteert de gerechtigheid op de zwakken en kwetsbaren. Ze maakt het deugdzame leven lichter. En liefde vult in barmhartigheid aan waarin gerechtigheid op haar grenzen stuit.
In het christendom wordt de liefde die God ons schenkt, beantwoord met de navolging van Christus, met pogingen het gebod van de naastenliefde in praktijk te brengen. Hieruit hebben zich zeer veel sociale en maatschappelijke praktijken in het teken van gerechtigheid en liefde ontwikkeld, die in feite een liefde volle diaconie aan medemensen zijn: onderwijs, zorg, de inzet voor menswaardige en menslievende arbeid en voor arbeidsverhoudingen die op gerechtigheid en liefde gebaseerd zijn. Christenen hebben zich er steeds voor ingezet om ook het publieke bestuur zo te laten functioneren dat het de liefde van God, en de liefde tot God en de naaste, niet in de weg staat. Het openbaar bestuur heeft bovendien als uit gerechtigheid en liefde voortvloeiende opdracht om een schild voor de zwakken te zijn.
De Liefde tot de naaste is daarom ook voor de katholieke sociale leer heel wezenlijk, samen met de hoop en het geloof. De katholieke sociale leer m is ten diepste de uitwerking van de naastenliefde in haar uitwerking op de samenleving en de overheid voor de huidige tijd. De sociale leer sluit daarom aan bij de liefde, en bij de hoop op verandering van de samenleving ten goede, in het Godsvertrouwen dat God de mensheid naar haar voltooiing leidt.
Jezus had ten diepste geen zuiver politieke boodschap. Maar de boodschap dat het Rijk van Gods liefde is aangebroken, had en heeft zoveel invloed in elk samenleving, dat overheden hierop gereageerd hebben en reageren. Jezus’ betrokkenheid op de allerarmsten , zieken en andere kwetsbare mensen is steeds een doorn in het oog geweest voor religieuze en politieke leiders. Ze heeft bijgedragen aan zijn kruisdood. In die zin is de boodschap van Jezus, door het centraal stellen van de liefde tot God en de naaste, politiek relevant geworden. Ze is dat te meer waar mensen, geïnspireerd door het evangelie, ideeën over de inrichting en het functioneren van de samenleving ontwikkelen die als zout der aarde en licht der wereld in de praktijk pogen te brengen.
Gods liefde voor ons is, bijgevolg, betekenisvol in onze persoonlijke levenssfeer, maar ook voor ons zijn en handelen in de samenleving, en voor de overheid. De liefde fundeert, omvat en overstijgt de gerechtigheid. Dat zien we ook terug in de encycliek Frarelli Tutti waarin paus Fanciscus zelfs spreekt van politieke liefde.
De Kerk verwerkelijkt haat opdracht tot liefhebben ook door de haar vertrouwde waarheid te verkondigen. Liefde en waarheid versterken elkaar: mensen helpen zoeken naar en vinden van waarheid is een daad van liefde. Daarmee draagt de Kerk bij aan het overwinnen van een cultuur van nihilisme en relativisme.